We stappen in de wereld van het improvisatietheater! De kinderen beelden samen het verhaal uit, terwijl het voorgelezen wordt.
De bedoeling van deze activiteit is dat kinderen het verhaal dat de pedagogisch medewerker voorleest of vertelt meteen uitbeelden. Kinderen krijgen een personage toegewezen en spelen na, wat de pedagogisch medewerker vertelt of voorleest.
Bedenk goed welk boek geschikt is voor jouw bso groep. Maak het vooral niet te moeilijk. Let op de volgende dingen:
Een boek wat helemaal in dit thema past en leuk is voor deze activiteit is: ‘Later word ik…’ van Marianne Busser. Het boek zit vol met versjes over een bepaald beroep, welke je prima kunt uitbeelden:
“Al is een vliegtuig nog zo klein of misschien juist heel erg groot
één iemand zit er zeker in en dat is de piloot!
Daar zit ze – op de voorste stoel, het stuur goed in haar handen
ze laat het vliegtuig starten en natuurlijk ook weer landen”
Heb je je boek gekozen, lees het boek van tevoren door. Het vraagt veel van je voorleeskunsten om het verhaal én goed voor te lezen en ondertussen ook je spelers en je publiek in de gaten te kunnen houden.
Denk van tevoren alvast na over de opstelling van je groep: Bijvoorbeeld in een kring of op stoelen in de ruimte. Het publiek moet de spelers kunnen zien. Jij als verteller kunt een beetje aan de zijkant zitten, maar je vormt wel een onderdeel van de voorstelling. Het is fijn als je de spelers wat (stiekeme) aanwijzingen kan geven.
Denk ook vast na over welke kinderen je als eerste zou kunnen kiezen voor bepaalde personages. Het is fijn als de eerste kinderen een mooi voorbeeld geven hoe je het verhaal uitbeeldt. Dit stimuleert de volgende kinderen om het ook te proberen.
Zoek alvast wat attributen bij elkaar. In dit voorbeeld: een pilotenhoed, een stuur en een stoel als vliegtuig helpen het kind om het verhaal uit te beelden. Maak een mooie mix van attributen en fantasie.
De attributen liggen zichtbaar klaar. Laat het boek zien. Kennen kinderen het verhaal al? Leg uit dat jullie hier een leuk theateractiviteit mee gaan doen. Als ze het verhaal nog niet kennen, lees je het eerst voor voordat ze het gaan uitbeelden. Nadat het verhaal uit is wijs je hen op de attributen. Wat ligt er allemaal? Wat zou je kunnen gebruiken? Wie durft het verhaal te spelen terwijl jij het voorleest? Verdeel dan de rollen. Wijs zeker de eerste keer kinderen aan waarvan jij denkt dat ze het kunnen.
De kinderen die het verhaal gaan uitspelen mogen zelf de attributen pakken die ze willen gebruiken. Wanneer kinderen zelf mogen kiezen kunnen ze veel meer de eigen fantasie gebruiken. Elk kind heeft een ander vliegtuig in gedachten, de één pakt een stoel, maar de ander pakt misschien een kleed om op te zitten. Je kan ze altijd helpen of stimuleren indien nodig, maar let op dat je zoveel mogelijk bij hun fantasie aansluit.
Dan start het verhaal. De personages staan bij de pedagogisch medewerker en de andere kinderen kijken naar het “toneelstuk”. Wanneer het eerste groepje klaar is, kun je wisselen met een volgende groep.
Je kan de activiteit herhalen zolang er aandacht en plezier is. Probeer iedereen die wil een keer de kans te geven, maar laat dit zeker niet ten koste gaan van de aandachtsspanne van het publiek! Stop op tijd. Bij een tegenwerkend publiek is het ook voor de spelers niet leuk. Je kan de activiteit dan beter op een later moment van de dag of op een andere dag herhalen, bijvoorbeeld tijdens een eet- en drinkmoment. Als ze het verhaal al kennen hoeft het niet zo heel veel tijd te kosten.
Ter afsluiting kun je ze vragen hoe ze het vonden om zo te spelen. Hebben ze misschien nog meer ideeën wat betreft de attributen of misschien wel een ander boek?
Met de (keuze van) attributen kun je natuurlijk spelen. Je kunt ze zelf de attributen laten verzamelen of meer abstracte attributen neerleggen zoals sjaaltjes, stoelen, stokken en papier met een stift, of helemaal geen? Wat kiezen de kinderen om te gebruiken?
Als de kinderen deze activiteit vaker hebben gedaan kun je het ook proberen zonder dat ze het verhaal kennen. Dan moeten ze extra goed luisteren.
Deze activiteit is ook goed voor oudere kinderen te doen met een verhaal dat bij hen past. De oudste kinderen kunnen het eventueel ook helemaal zelf doen, als een zelfstandige voorstelling. Eén van de kinderen leest het verhaal voor terwijl de anderen het uitbeelden. Humor in de uitvoering kan hier ook een steeds grotere rol gaan spelen.
De oudere kinderen kunnen ook zelf een verhaal schrijven en dit op deze manier opvoeren.
Het is zeker de eerste paar keer makkelijker als de kinderen het verhaal al kennen. Lees het verhaal daarom eerst een keer voor. Dit kan op het moment dat je de activiteit start, maar zeker bij een groep met een kortere aandachtsspanne kun je er ook voor kiezen om het verhaal op een eerder moment voor te lezen. Bijvoorbeeld bij een eerder eet- en drinkmoment.
Geef de kinderen onder het voorlezen de ruimte om te bedenken hoe ze het verhaal moeten uitbeelden. Bouw dus pauzes in om ze die gelegenheid te geven. Ook voor het publiek kan het lastig zijn om te luisteren én te kijken. Houdt in de gaten wat er om je heen gebeurt.
Een tweede pedagogisch medewerker kan eventueel helpen bij de uitvoering van het verhaal door bijvoorbeeld zelf een rol op zich te nemen, of te helpen met de keuze van de attributen.
De activiteit kan binnen gedaan worden, maar bij mooi weer kun je natuurlijk ook buiten gaan zitten. Houd er buiten wel rekening mee dat je minder goed verstaanbaar bent. Er is voldoende ruimte nodig voor zowel de spelers als het publiek. Het publiek moet de spelers kunnen zien en de verteller goed kunnen horen.
Cognitieve ontwikkeling
Kinderen moeten goed nadenken over wat ze moeten doen en wanneer ze iets moeten zeggen.
Sociaal emotionele ontwikkeling
De kinderen kruipen in een rol van een personage, wat is dit voor persoon? Wat doet deze persoon? En hoe? Daarnaast spelen zij het verhaal voor een publiek en staan dus in de aandacht.
Taal ontwikkeling
Door te luisteren naar het verhaal werk je natuurlijk al aan de taalontwikkeling, maar door de uitbeelding geef je er ook meer beeld aan waardoor een beter begrip van de woorden ontstaat.
Calandstraat 24B
3316 EA Dordrecht
tel: 078 – 20 01 036
[email protected]
BSO in Bloei is onderdeel van Pebblz